Hoofdstuk

1.11

In dit hoofdstuk beschrijf ik hoe ik me na de liefdesbreuk meer ga richten op activiteiten.

Een poging tot meer activiteiten 2008-2010

Na de relatie met Suzan, had ik veel behoefte aan contact. Ik zocht bij verschillende mensen steun en dat hielp goed. En ik liet m’n oog alweer snel vallen op andere vrouwen. De afgelopen jaren, ook vóór Suzan, heb ik dan ook veel obsessieve verliefdheden gehad. Soms op meerdere mensen tegelijk. Ik had het echt nodig, omdat ik zoveel pijn voelde. Vrouwen waren een redelijk veilige haven voor mij, en bovendien wilde ik (zoals ik ook altijd indruk op m’n moeder wilde maken) nog steeds indruk op ze maken, ook al vond ik dat ik dat nu niet meer goed kan, vanwege m’n zachtheid, en grote kwetsbaarheid, en omdat ik me gewoon slecht voel en zo veel beperkingen heb. Soms dacht ik: nu heb ik zo lang therapie gehad, misschien vinden ze me nu wél leuk, en zag ik, als vrouwen aardig tegen me waren, dát als een teken dat ze me leuk vonden. Dit idee heb ik al lang losgelaten, want zo werkt het gewoon niet. Wat na Suzan vooral bleef hangen, was het feit dat ze me passief vond, ook al was ze dit zelf ook net zo goed. En op het RIC kreeg ik een lollig bedoelde opmerking van teamleider Steven, dat ie mij een ‘plant’ vond. Dit kwetste mij erg. En het klonk misschien onschuldig, maar bij mij zit er zoveel heftigheid van binnen, dat kleine dingen een groot effect op me hebben.

Ik besloot aan Rina te gaan vragen of ik kon gaan werken op de kantooractiviteit van het Activiteitencentrum van de GGz. En dit kon. Maar ik keek wel neer op dit werk, en dat besprak ik in een tussenliggend gesprek met m’n behandelaar van het RIC, Mira. Rina was hier ook bij. Ik vertelde dat ik van alles wilde in m’n leven (ik noemde allerlei mooie beroepen op) maar dat ik werd tegengewerkt in m’n hoofd. Het was als een soort gevangenis. Noodgedwongen moest ik m’n eisen verlagen, en dat deed ik dan ook. Ik zou gewoon gaan werken op de kantooractiviteit en we zouden wel zien.

Op de kantooractiviteit werd Alfred m’n begeleider. Het werk was erg simpel: de meeste mensen zaten te vouwen, of te stapelen, en Mike, die was aan het nieten. Ik voelde me prima op m’n gemak op kantoor, omdat er weinig eisen werden gesteld, en er geen druk op me stond. Ik was dan ook erg vrolijk. En ik kreeg hierom meteen een boze reactie van Mike (wiens moeder net was overleden, waar ik geen idee van had). Dat had natuurlijk weer een groot effect op me en het bleef nog dagen door m’n hoofd spoken.

Alfred wist dat ik goed met computers kon werken, dus had hij voor mij meestal iets uitdagendere klusjes dan vouwen en stapelen, bijvoorbeeld dingen ontwerpen, boekjes maken, een filmpje monteren enzovoort. Wel vroeg hij vaak te veel van me, naar mijn idee, maar daar durfde ik niet veel van te zeggen. Ik werkte keihard, en iedere keer dat ik dat deed, kreeg ik een bezorgde opmerking. Hij was naar mijn idee soms te eisend, en te bezorgd.

Ondertussen was ik ook veel met fotografie bezig gegaan. Ik fotografeerde regelmatig concerten van koren en muziekverenigingen uit de buurt. En ook ging ik foto’s maken voor een tijdschrift van de GGz. Op het RIC moedigden ze iedere vorm van activiteit aan, en benadrukten ze steeds: je moet je angsten niet vermijden. Meestal zei ik dan zoiets als: “Tja, ik ben ook bang om een hersenbloeding te krijgen, moet je mij dan maar een hersenbloeding bezorgen, om mijn angst te overwinnen?” Of: “Ik ben bang om geslagen te worden, moet je me dan maar slaan, zodat ik m’n angst overwin?” Wat ik hiermee aan wilde geven, is dat al mijn angsten terug waren te leiden op een hele grote angst voor reëel gevaar. En dat ik deze angst te lijf was gegaan in de kliniek, door er tegen te vechten, en deze nu niet meer te overwinnen was, door wat er gebeurd was in de deeltijdtherapie. Maar op het RIC zagen ze m’n toegenomen activiteit en dat beloonden ze dan ook.

Op het activiteitencentrum voelde ik me steeds meer op m’n gemak en begon ik af en toe nogal jolige opmerkingen te maken, ook naar collega’s. In een evaluatie met Alfred (waar Rina ook bij was) kreeg ik hier een kritische opmerking over van hem. “We moeten daar iets mee!” vond hij. “Misschien moeten we er een doel van maken!” Dit werkte ook weer traumatisch bij mij. Het hield niet op! Het voelde voor mij alsof er alweer een eigenschap van mij niet mocht zijn, terwijl ik die eigenschap juist zo hard nodig had om nog een béétje overeind te blijven. Ik ging weer een stukje achteruit, de ander werd weer iets machtiger in m’n hoofd. Gelukkig heb ik hier met Alfred over kunnen praten en hij snapte dat ik met z’n opmerking niet zoveel kon, en dat het beter was om mij gewoon wat vrijer te laten. Ik kreeg van dit voorval een ontzettende knal, en ik werd weer een stuk passiever.

Ik kreeg nu steeds duidelijker dat ik qua gevoel langzaam achteruitging, door erg kleine voorvallen, die voor een gezond mens niks zouden betekenen. Dit is erg beangstigend. De obsessies naar vrouwen werden steeds erger: ik kreeg er last van. Zelfs lichamelijke klachten. Als ik nu zelfs al last ging krijgen van m’n obsessies en ik gedwongen was ze stukje bij beetje los te laten uit overleving, terwijl ik ze eigenlijk zo hard nodig heb om me nog een beetje redelijk te voelen, dan was het wel erg met me gesteld. En het is nu ook zo, dat de obsessies langzaamaan zijn verdwenen: ik heb als het ware de strijd om indruk te maken op vrouwen, opgegeven. Maar dat maakt me een stuk depressiever en erg moe, want vrouwen waren voor mij zoals gezegd een veilige haven.

Door het voorval met Alfred besefte ik, dat het beter is als ik niet te veel nieuwe dingen onderneem. Mijn angst is niet te overwinnen door veel te gaan doen, en dat is precies wat ik voorspeld had. Iedere keer als ik stappen onderneem, dan word ik extra gevoelig voor de reacties, en krijg ik het tien keer zo hard terug. Dan maar leven als een plant. Ik ben gewoon té kwetsbaar om buiten de structuur allerlei dingen te gaan ondernemen. De kans op nóg verdere beschadiging is té groot. Ik moet om mezelf denken. En dit maakte ik ook duidelijk aan Rina, toen ze weer zei dat ik de dingen niet moest vermijden. Wat dat betreft had Anke, mijn therapeute in de kliniek, gelijk, toen ze het over Dick, het kasplantje had, die niet meer geholpen kon worden, vanwege z’n verdedigingsmechanisme. Hij moest zo gestructureerd mogelijk gaan leven om niet verder beschadigd te worden, en ik moest dat nu ook doen. Ik probeerde dan ook zo veel mogelijk een balans te vinden tussen ‘afleiding zoeken’ van de slechte gevoelens en ‘om mezelf denken’, en wat hierbij hielp, waren m’n vaste bezoeken aan het RIC, en m’n vaste activiteiten, zoals het kantoorwerk, af een toe een foto-opdrachtje, en voor een oude muziekleraar van me deed ik ook wel eens wat klusjes op muzikaal gebied.

deel dit hoofdstuk:

Spring naar
een andere pagina:

Deel 1: 1984-2017

Deel 1

1984—2017

Een kort overzicht van mijn jeugd, hoe mijn behandeling voor zware angst- en identiteitsproblematiek helemaal misgaat, en hoe ik deal met de rampzalige gevolgen.

Deel 2: 2018-2023

Deel 2

2018—2023

Hoe ik informatie ontdek over entiteiten die lichamen overnemen en hoe deze entiteiten uiteindelijk de aanval op mij en m’n omgeving openen.

Deel 3: diverse onderwerpen

Deel 3

div. onderwerpen

Hoe ik mijn ervaringen in therapie kan verklaren, welke andere dingen ik in m’n zoektocht naar waarheid ontdekt heb en mijn opinie over andere zaken.

Artikelen

Artikelen

2020—2024

Een deel van de artikelen die ik in de loop van de tijd heb geschreven. Sommige staan offline nu, maar zijn opnieuw verschenen in de drie delen van mijn verhaal.