De tijd die volgde kwam ik er steeds beter achter wat ik leuk vond en wat ik niet leuk vond. Dat kwam omdat ik steeds rustiger werd en minder boos en omdat ik me steeds meer op m’n gemak ging voelen op het RIC. Ik voelde me niet meer zo gecontroleerd als eerst, doordat ze op het RIC niks van me eisten, en me goed behandelden. En ik kreeg weer wat meer identiteit. Ik ging weer wat meer dingen ondernemen. Zo maakte ik een heel jaar foto’s bij allerlei festiviteiten in het kader van het jubileum van het bestaan van mijn dorp. Ik was vroeger ook veel met fotografie bezig geweest, en het was leuk als ik hier iets mee kon doen. En mensen wisten me vanaf die tijd te vinden als ze een fotograaf nodig hadden. Ook deed ik een beginnerscursus Spaans. Hier leerde ik iemand kennen, die vertelde dat ze een vriendin had uit mijn woonplaats, die Suzan heette. Ik zag hen een keer samen in mijn woonplaats, en toen ik haar later een keer in de bus tegenkwam, sprak ik haar aan. Suzan had ook periodes gehad in haar leven dat het slecht ging. Maar op het moment dat ik haar leerde kennen, ging het al een tijd lang erg goed. Ik had nooit verwacht dat ik nog eens een vriendin zou kunnen krijgen, maar Suzan werd m’n vriendin. Dat was een leuke tijd, al voelde ik me bij haar thuis niet altijd helemaal op m’n gemak. Ik voelde me erg geremd altijd, en kon niet echt mezelf zijn, omdat ik bang was voor de reactie van haar ouders. Het voelde toch als een soort examen, om bij de ouders van je vriendin over de vloer te komen; alsof je constant beoordeeld wordt. Dit durfde ik nooit uit te spreken.
Toen we een maand verkering hadden, veranderde Suzan heel erg. Ze kreeg weer allerlei klachten, en ze leek wel een ander mens. Maar ik steunde haar, ook al dacht ik soms: waar ben ik mee bezig? Gelukkig ging dat na een tijdje over. Na een paar maanden ging ik in het weekend bij haar slapen, dat was zeker een aparte gewaarwording en het beviel me wel. Bij het beginnen van de relatie had ik al aangegeven dat ik seksueel een wrak was, maar we besloten het toch te proberen. Maar het was al snel duidelijk dat het allemaal niet ging lukken. Van de dokter kreeg ik een paar erectiepillen, maar dat haalde eerlijk gezegd niet veel uit. Het defecte deel van m’n persoonlijkheid werkte me gewoon tegen, en daar helpt geen pil tegen op. Ik richtte me intern ook de hele tijd op háár, en kon niet bij m’n eigen gevoelens komen. Het intieme contact maakte me impotent, al vond ik haar wel heel aantrekkelijk. En dit is ook allemaal prima te verklaren, met wat ik mee heb gemaakt. Een mens heeft z’n agressie nodig om opgewonden te kunnen raken, het is je passie, en bij de meeste mensen mag dat er in gecontroleerde vorm zijn, in de vorm van je seksualiteit. Maar ik moet het sinds de deeltijdtherapie zonder die gevoelens stellen, en ik word lamgelegd door dat ontzettend grote vermogen om angstig te worden.
Af en toe sprak Suzan twijfels uit over de relatie. Ze wist niet of ze me leuk genoeg vond, en ze wilde dat ik naar een seksuoloog ging. Ik voelde me zo aangevallen als ze hier wat van zei, en ik zat zo in de overtuiging, dat ik of een seksuoloog hier niets aan kan veranderen (en dat geloof ik nog steeds, want ik heb een seksuoloog nog nooit een psychiatrisch patiënt zien genezen), dat ik dat eerlijk gezegd heb tegen haar. Het ging een tijdje door en toen vertelde ze dat ook mijn passiviteit haar stoorde (terwijl ze zelf ook erg passief was). Ik zei dat dat altijd wel zou blijven, vanwege m’n grote angsten, en toen heeft ze het uitgemaakt. Dit was erg, maar ik was mezelf trouw gebleven, en het kostte dan ook een tijd om er overheen te komen, maar het beschadigde me niet. Het was beter zo. Het had maar 7 maanden geduurd. En ik was er meer dan ooit achter, hoe verwrongen en verscheurd ik seksueel in elkaar zat.
Over m’n seksuele identiteit ben ik ontzettend ontevreden. Ik heb eerder over m’n identiteitswaan verteld (voordat ik de therapieën begon). Dat het net leek alsof ik een vrouwenlichaam had. Dit was een hel, want ik was hier niet gelukkig mee, en met de rest van m’n persoonlijkheid óók niet. Toen ik de kliniektherapie had gedaan en ik veel agressieve fantasieën had (die me, zoals je nu weet, overeind hielden), voelde ik me eindelijk man, en viel ik 100% op vrouwen, al waren het behoorlijk agressieve fantasieën die ik had. Maar ik voelde me toen wel supergoed en was eindelijk tevreden met mezelf. En nu, na de deeltijdtherapie, voel ik me weer superslecht, en daar bij komt dat het soms alweer lijkt alsof ‘ik’ een vrouwenlichaam heb. En het soms voelt alsof ‘ik’ alleen met mannen seks ‘mag’ hebben. Ik zet expres ‘ik’ tussen aanhalingstekens, omdat het niet voelt alsof IK (zonder aanhalingstekens, en met hoofdletters: de échte Jesse) het ben, die die gevoelens heeft. Deze gevoelens voelden altijd (en voelen nog steeds) alsof ze me opgedrongen werden, eerst door hoe m’n ouders op me reageerden, en later in de deeltijdtherapie opnieuw, door hoe de therapeuten op me reageerden. Ik moet iemand zijn, die ik niet BEN, en die ik niet WIL zijn. Het zijn ‘dwanggevoelens’ voor mij. Vergelijk het met sommige mannen die de dwang hebben om vrouwenkleren aan te trekken, en hier grote moeite mee hebben. Vreselijk is dat. Ik heb er niet constant last van, maar van tijd tot tijd speelt het op. En het is altijd tegen m’n zin!
Ik maak wel contact met mijn IK (de échte Jesse). IK wil enkel maar vriendschap met mannen! IK wil alleen met vrouwen de liefde bedrijven. Zo was ik toen ik de kliniek verliet. Toen was ik de echte Jesse. Ik voel me als het ware nu ‘een verkeerde geest in het juiste lichaam’. Dit is echt vreselijk! Ik ben voor m’n gevoel met veel afkeuring en onder dwang, van m’n mannelijke gevoelens ontdaan, en hierdoor óók nog eens impotent, en de enige manier om overeind te blijven onder zo veel geweld, is jezelf opblazen met je eigen kracht, je agressie, het enige ‘eigen’ gevoel dat ik had, het gevoel dat me tot Jesse maakte! Maar goed, dat kan ik niet meer.